Je krijgt in week 27 een extra bloedonderzoek. Dit onderzoek beantwoordt twee vragen.

1. Jouw kind is Rhesus D-negatief. Wat nu? Jij en jouw kind hebben dezelfde Rhesus D-bloedgroep. Je kunt geen antistoffen maken tegen de Rhesus D-bloedgroep van jouw kind, dus hoeft er niets te gebeuren.

2. Jouw kind is Rhesus D-positief. Wat nu?

Je bent Rhesus D-negatief en jouw kind is Rhesus D-positief. De kans bestaat dat je antistoffen maakt tegen het bloed van jouw kind. Je krijgt daarom in week 30 van je zwangerschap een injectie met anti-Rhesus D-antistoffen. De injectie maakt de kans erg klein dat je zelf antistoffen gaat vormen die de baby ziek kunnen maken. Jouw baby merkt niets van deze injectie en loopt geen enkel risico. Na de bevalling krijg je nog een keer deze injectie.

Meer informatie

Ik ben zwanger en heb bloedarmoede

Het kan goed zijn dat jij en je partner zelf wensen hebben met betrekking tot de bevalling. Zaken waarvan jullie het belangrijk vinden dat alle zorgverleners hiervan op de hoogte zijn. Deze wensen kun je vastleggen in een geboorteplan. Zo weet iedereen die voor jou zorgt, wat jullie belangrijk vinden en waar wij dus rekening mee kunnen houden.

Hier vind je een voorbeeld van een geboorteplan. 

Tijdens je zwangerschap krijg je vragen over de komende bevalling: “Kan ik dit wel? Hoe ga ik dit doen? Hoe zal ik omgaan met pijn?” Dat is heel normaal.

Een gezonde spanning met vragen die je bezig kunnen houden, ervaart iedere zwangere. Iedere bevalling is weer anders wat zorgt dat het altijd een klein beetje spannend is.

Veel zwangeren ervaren angst wanneer ze weinig informatie hebben ontvangen over het proces van bevallen. Onduidelijkheid over hoe iets gaat en wat je kan verwachten geeft dan onzekerheid en twijfels. Zorg ervoor dat je goed geïnformeerd bent over het proces van de bevalling. Dit kan door het volgen van een zwangerschapscursus of door uitleg van je verloskundige of gynaecoloog. Je kan ook een coach vragen jullie te begeleiden in wat je kan verwachten. Er zijn ook eenvoudige boekjes geschreven over bevallen, zie leestips.

Het gevoel van controleverlies kan onzekerheid en angst geven. Een bevalling is een proces wat gebeurt in je lichaam en waarvoor acceptatie van het proces nodig is. Je kan hier mee om gaan door te concentreren op ademhaling en een positieve mindset. Zijn er dingen die jij fijn vindt, wat jou ontspannen maakt en wat je verwacht van je partner of van de zorgverlener? Maak dit bespreekbaar. Het helpt in het gevoel van een stukje controle in jouw proces van de bevalling.

Het kan zijn dat je angst ervaart wanneer je aan de bevalling denkt. Angst uit zich bij iedereen op verschillende manieren: zoals nare dromen, piekeren, onrust, niet kunnen slapen, niet kunnen functioneren in de dag, overmatig transpireren, gevoel van paniek. Angst kan te maken hebben met ervaringen die je hebt gehad uit het verleden. Dat is belangrijk om uit te zoeken. Deze angst kan jouw motivatie voor je bevalling gaan beïnvloeden.

Merk je dat de komende bevalling je dagelijks bezighoudt of dat je het erg spannend vindt, dan is dit belangrijk om met je verloskundig zorgverlener te bespreken. Het bespreken helpt in het bedenken van oplossingen en mogelijkheden voor je bevalling. Mogelijk is er meer aandacht nodig voor de begeleiding tijdens de bevalling of is het maken van een bevalplan wenselijk. Een coach kan je hierbij helpen. 

Waar vind ik coaches in mijn regio?

• Mama Coaching – Annemarie Friese
• Praktijk Lisette van Aaken – psychiatrisch verpleegkundig specialist
• De Bruin Psychologie -  Anouk de Bruijn, psycholoog rondom zwangerschap, geboorte en eerste tropenjaren
• Moriaen Coaching – Merlijn de Boer

Wanneer je voor het eerst zwanger bent, voel je meestal de baby voor het eerst bewegen tussen 20-24 weken zwangerschap. Bij een volgende zwangerschap voel je de baby vaak al eerder, vaak al tussen de 16-18 weken zwangerschap. Deze bewegingen zijn in het begin nog erg zwak, maar worden steeds krachtiger als je baby groter wordt. Tijdens de zwangerschapscontroles houdt je zorgverlener de groei en de conditie van je baby in de gaten. 

 Je baby krijgt via de placenta (moederkoek) zuurstof en voedingsstoffen. Als de werking van de placenta achteruit gaat zal de baby minder gaan bewegen. Als de baby plots een ander bewegingspatroon heeft dan dat je van je baby bent gewend neem je contact op met je verloskundige of het ziekenhuis.

Je baby krijgt via de placenta (moederkoek) zuurstof en voedingsstoffen. Als de werking van de placenta achtergaat zal de baby minder bewegen. Als de baby plots een ander bewegingspatroon heeft dan dat je van je baby gewend bent, neem dan contact op met je verloskundige of het ziekenhuis.

Het is belangrijk dat je de bewegingen voelt zoals je gewend bent van de baby. Elke baby heeft zijn eigen patroon en kan dus heel actief of juist rustig zijn. Afname van kindsbewegingen kunnen soms een oorzaak hebben:

• Ligging van de placenta
  Wanneer de placenta (moederkoek) aan de voorkant van de baarmoeder ligt kunnen bewegingen tot 28 zwangerschapsweken vaak minder goed voelbaar zijn, de placenta zorgt voor een soort stootkussen die de bewegingen opvangt.
• Medicatie, roken en alcohol kunnen invloed hebben op de bewegingen
  De baby kan wat rustiger of trager zijn bij het gebruik van pijnstillers met morfine of kalmerende middelen. Ook roken en alcohol hebben duidelijk invloed op de kindsbewegingen. 

Het kan zijn dat je je baby gedurende 12-24 uur minder voelt bewegen dan je gewend bent. Probeer gedurende 1-2 uur bewust bezig te zijn met de bewegingen van je baby, door bijvoorbeeld een half uur op je linkerzij te gaan liggen of een warme douche en/of bad te nemen. Het kan ook helpen om een zoete drank te nuttigen, omdat dan de bloedsuiker van de baby ook omhoog gaat. Wanneer je na deze periode je baby nog niet goed voelt bewegen of als je ongerust blijft, neem dan contact op met je verloskundige of gynaecoloog. Wacht hiermee niet tot de volgende dag.